Energietransitie in de voedingsmiddelensector
Voor de aanpak van de opgaves uit het Klimaatakkoord is in Nederland gekozen voor een regionale benadering in combinatie met bedrijfs- en sectoroverschrijdende samenwerking. De zes industriële clusters van Nederland zijn vervolgens via regionale koplopersprogramma’s aan de slag gegaan met hun verduurzamingsplannen voor 2030, met een doorkijk naar 2050. De voedingsmiddelensector vormt samen met nog negen andere, zeer diverse sectoren 'Cluster 6'. Door de spreiding van locaties kunnen deze bedrijven onvoldoende profiteren van schaalvoordelen, efficiëntie, samenwerkingsmogelijkheden en infrastructuur. Als FNLI zien wij het daarom als taak dit te optimaliseren voor onze leden. Ondanks de diversiteit aan processen en sectoren binnen de voedingsmiddelensector is er een aantal transitiemogelijkheden met veel potentie. Dit is vooral van toepassing op het verminderen van de warmtevraag en het gebruik van aardgas, elektrificatie, het efficiënter inrichten van productieprocessen, het gebruik van duurzame energie en het meerekenen van scope 2 en 3-maatregelen. Dit heeft onder meer geleid tot veelbelovende transitieplannen voor de reductie van de CO2-uitstoot en een aantal succesvolle projecten.
Cluster 6 heeft samen met branches, bedrijven en netbeheerders, de Provinciale Cluster Energie Strategieën en de Landelijke Cluster Energie Strategie opgesteld. Deze rapporten geven inzicht in de verduurzamingsplannen van bedrijven en de energie-infrastructuur die daarvoor nodig is.
Duurzame energie-infrastructuur en regionale aanpak
Een belangrijk uitgangspunt bij de energietransitie is dat onze sector in 2030 – en de jaren erna – competitief blijft. Om dit te bereiken is elektrificatie, toegang tot een nieuwe duurzame energie-infrastructuur en een overkoepelende coördinatie van regio’s en provincies noodzakelijk. Voedingsmiddelenproducenten lopen bij het verduurzamen van hun productieprocessen nu nog vaak tegen obstakels aan zoals een overbelast stroomnet, onvoldoende aanbod aan groene energiebronnen en de ongunstige energie-infrastructuur als gevolg van de verspreide ligging van de productielocaties.
Een regionale aanpak die beter aansluit bij de behoeften van de bedrijven uit de gehele regionale maakindustrie is van belang: een gebiedsgebonden aanpak waarbij in één keer problematiek rondom netcongestie, energiehubs, vergunningstrajecten en subsidie-instrumentarium kan worden meegenomen. Voor het realiseren van de energietransitie en het blijvend waarmaken van de duurzaamheidsambities hebben onze leden handelingsperspectief nodig. FNLI blijft in ieder geval inzetten op een effectieve samenwerking tussen bedrijven, netbeheerders en overheden.